Bekijk het filmpje en bespreek na hoe de letters worden gemaakt.

Vertel dat sinds het einde van de 19e eeuw chocoladeletters worden gegeven. Daarvoor waren er al letters van brood of banket. 

Die werden waarschijnlijk op de cadeaus gelegd. Zo wist je voor wie ze waren.

Bespreek hoe deze letters vervormd zijn. 

Het lijkt of ze gesmolten en gezonken zijn. 

Dit maakt de vormen verrassend. Je kunt erop gaan zitten of mee spelen.

Bespreek het smelten van chocola of ijs. 

Bekijk de tegenstelling tussen de strakke vormen en de ingezakte, grillige vormen.

Laat ook naar voren komen dat er zich een plasje op de grond vormt.

Maak een chocoladeletter die aan het smelten is. 

De letter staat rechtop en smelt aan de onderkant tot een plasje.

Daardoor blijft hij staan.

stap 1 Pak een homp klei of brooddeeg, zo groot als je vuist. 

Kneed de klei of het deeg in de vorm van de letter.

Kijk goed waar je hem breed maakt en waar juist wat smaller, waar rond en waar hoekig.

stap 2

Maak van het bovenste deel van de klei zo precies mogelijk een chocoladeletter.

Geef je letter rechte randen en strakke vormen.

stap 3

Chocoladeletters hebben meestal kleine, schuine ribbeltjes, zodat ze makkelijker uit de vorm komen.

Maak met een stokje of mesje een patroon op het bovenste deel van de letter.

stap 4 Zet je letter rechtop. 

Zorg dat hij ergens tegenaan kan leunen, dan valt hij niet om.

Steek ook één of twee stokjes door je letter, zodat hij niet inzakt.

stap 5

Vervorm het onderste deel van je letter als een plasje dat naar alle kanten uitloopt.

Zorg er daarbij voor dat je letter ook meteen rechtop blijft staan.

stap 6 Haal de stokjes eruit. Laat zien dat je letter zacht is, buigt en inzakt. 

Het plasje kun je glad maken door er water op te smeren.

Is je letter klaar en blijft hij goed staan? Laat hem dan goed drogen.

stap 7 

Als je letter droog is, kun je hem verven. 

Chocola is normaal natuurlijk wit, lichtbruin of donkerbruin, maar er bestaan kleurstoffen waardoor chocolade allerlei kleuren kan hebben.

Bespreek alle letters gezamenlijk. 

Ga in op de tegenstelling tussen de strakke ‘fabrieksvorm’ van de letter en de grilligheid van het smeltende deel.

Bij welke letters komt die tegenstelling mooi uit?

Laat enkele kinderen vertellen over de vorm van hun letter. 

Waar hebben ze die op gebaseerd?

Hebben ze die ergens gezien of zelf bedacht? Was dat een bewuste keuze?

Probeer met de letters beelden van woorden te vormen zoals in ‘I Amsterdam’.

Kijk of er woorden mogelijk zijn die met Sinterklaas te maken hebben, zoals sint, piet, zak, dak, cadeau of kado.